Deventer boekbanden in Zutphen

Dit artikel is eerder verschenen in: in: A.J. Geurts (red.), Middeleeuwse boeken uit Zutphen, Nijmegen 1981, 44-71.

Voor deze online heruitgave zijn de verwijzingen naar de handschriften en de archiefbronnen ge-update, zijn de weergaven van de stempelpatronen opnieuw getekend en zijn de afbeeldingen van de stempel wrijfsels opnieuw gescand. Verder zijn er onderaan het artikel correcties opgenomen die zijn gevolgd na de oorspronkelijke publicatie.

 

Tekst

De voornaamste functie van een boekband is ongetwijfeld het bijeenhouden van de katernen van een boek en het beschermen van het boekblok in zijn geheel. Daarnaast heeft de boekband ook een esthetische functie: de band bepaalt het uiterlijk van een handschrift of druk.

In de middeleeuwen kwam een boekband als volgt tot stand. De katernen werden aan elkaar genaaid door middel van bindstroken of bindtouwen, waarvan het aantal werd bepaald door het formaat van het boek. De rug werd rondgeklopt, gelijmd en ingeperst en het kapitaaltje werd aangebracht en bestoken. Daarna werden de platten, meestal dikke eikehouten borden, aan het boekblok bevestigd. Dit kon op verschillende manieren gebeuren. In de late Middeleeuwen was het gebruikelijk de uiteinden van de bindtouwen door de zijkant van de platten naar binnen te trekken en ze aan de binnenkant van de platten vast te zetten. Tenlotte werd de band bekleed. Daartoe werd met lijm ingestreken leer of perkament strak om de platten en de rug gespannen en aan de binnenkant van de platten ingeslagen en vastgehecht.

figuur 1: de voornaamste stappen in het vervaardigen van een middeleeuwse boekband.

Een nadeel van deze methode was dat zo alleen een vaste rug kon worden verkregen, waardoor de platten gingen openstaan. Dit probleem werd opgelost door de bevestiging van koperen sloten op de platten. Om te voorkomen dat het leer op de platten afsleet, werden vaak koperen beslagstukken op de banden aangebracht. Bij sommige banden kan men een smeedijzeren ketting, bevestigd aan een van de platten, aantreffen.Zie catalogusnummer 21 en afbeelding 24. Deze banden werden gebruikt in middeleeuwse bibliotheken, waar het de gewoonte was de boeken met kettingen aan de leesbanken of lectrijnen vast te leggen, omdat er niet altijd een bibliothecaris aanwezig was, die toezicht kon houden.
In het gebruik van materialen, bind- en decoratietechnieken kan men verschillen constateren, die aanknopingspunten kunnen verschaffen voor het dateren en localiseren van bepaalde banden. Bestudering van de decoratie vormt gewoonlijk een belangrijk aspect van het onderzoek naar de herkomst van boekbanden. Bij het versieren van een band treedt nu eenmaal de persoonlijkheid en kunstzinnigheid van een binder meer naar voren, dan bij het construeren ervan. Toch kan men ook door de bindtechniek het werk van een bepaalde binder herkennen en is vergelijking van technische details vaak de moeite waard. De gebruikte bind- en decoratietechnieken werden natuurlijk voornamelijk bepaald door de tijd waarin de band werd gemaakt, maar ook de plaats die het boek bij de bezitter of opdrachtgever bekleedde, speelde een belangrijke rol. Elke periode kende daarom zowel luxe als ‘gewone’ banden.
In de Middeleeuwen werden vooral de handgeschreven boeken die in de liturgie gebruikt werden met grote zorg en eerbied omringd. Ze waren vaak gebonden in kostbare banden, versierd met goud, zilver, edelstenen en afbeeldingen in ivoor. Het Zutphense Liber AureusZie catalogusnummer 18. is een bescheiden voorbeeld van deze zogenaamde kerkelijke prachtbanden. De versiering van deze banden werd toevertrouwd aan goudsmeden en metaalbewerkers. De boekbinder zorgde voor het vervaardigen van de bandconstructie en het naaien van het boekblok.Zie over deze banden: F. Steenbock, Der kirchliche Prachteinband im frühen Mittelalter von den Anfängen bis zum Beginn der Gotik, Berlijn 1965. Allerlei registers en schrijfboeken uit de Middeleeuwen en de zestiende en zeventiende eeuw treft men daarentegen vaak aan in eenvoudige perkamenten omslagen. Deze omhulsels werden rechtstreeks aan de katernen genaaid, zodat de steken van het bindgaren op de rug van de band zichtbaar zijn. Door deze manier van binden was het mogelijk het boek plat open te slaan, waardoor ook bij de vouw van de rug het blad gemakkelijk kon worden beschreven. De handschriften 10 en 13 van het Zutphens Gemeentearchief zijn op deze wijze gebonden
De meest gebruikte boekband in de Middeleeuwen was echter niet de kostbare prachtband, noch de perkamenten omslag, maar de met leer overtrokken blindstempelband. De versiering van deze banden bestaat uit afbeeldingen van lijnen en figuren, die door middel van stempels in het leer werden gedrukt. Deze techniek werd in Europa voor het eerst toegepast rond 700 na Christus en is afkomstig uit het Midden-Oosten. In de Middeleeuwen kende de blindstempeltechniek drie bloeiperioden: de Karolingische banden uit de negende en tiende eeuw, de Romaanse uit de twaalfde en dertiende eeuw en de Gotische uit de vijftiende en zestiende eeuw. De banden om de handschriften 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 9 en 12 van het Zutphens Gemeentearchief behoren tot de laatste groep. Aanvankelijk werden de blindstempelbanden op zeer eenvoudige wijze versierd. Op Karolingische en Romaanse banden treft men meestal rechthoekige en ruitvormige lijnenpatronen aan met hier en daar afbeeldingen van kleine stempeltjes. Pas in de vijftiende eeuw kwam de blindstempeltechniek in Europa tot volle bloei.

Door de uitvinding van de boekdrukkunst geraakte het boekenbedrijf in een stroomversnelling. Vooral in de universiteits- en handelssteden kregen de oude kloosterateliers in toenemende mate concurrentie van particuliere drukkerijen en binderijen. Deze secularisatie kwam onder andere tot uiting in de boekbanddecoratie. Op de eerste Gotische banden werden de oude stempelpatronen nog wel gehandhaafd, maar op den duur werden de stempels groter en de afbeeldingen rijker en uitbundiger. Mensen en dieren werden steeds vaker afgebeeld naast de traditionale symbolen en bloemen. Ook de versieringstechniek werd aangepast aan de eisen van de tijd. In de veertiende eeuw was de paneelstempel in gebruik genomen, een gegraveerde koperen plaat vastgespijkerd op een houten blok, die met behulp van een pers in het leer moest worden gedrukt. De paneelstempel stelde de boekbinder in staat grote delen van het bandoppervlak in één keer te beprenten. Dit voordeel had ook het gebruik van de rolstempel, een Duitse uitvinding uit de vijftiende eeuw, die bestond uit een smalle gegraveerde cylinder bevestigd aan een houten handvat. Het lastige en tijdrovende naast elkaar plaatsen van losse stempeltjes werd vervangen door de vloeiende beweging van de over het leer rollende stempel. Natuurlijk werden deze ontwikkelingen niet overal op de voet gevolgd. Verschillende kloosterbinderijen hebben nog tot in de zestiende eeuw banden vervaardigd, die doen denken aan de sobere Romaanse stijl. In de Nederlanden werd in het zuiden en met name in Vlaanderen, de paneelstempel zeer intensief gebruikt, terwijl in het noorden de rolstempel meer toepassing vond.

We beschikken nog steeds niet over een goed standaardwerk betreffende de Noord- en Zuidnederlandse blindstempelbanden en hun binders. Over diverse binderijen in de Zuidelijke Nederlanden en het gebruik van de paneelstempel, zijn we vrij goed ingelicht door de artikelen van Prosper Verheyden en Luc Indestege,Zie hun bibliografie in resp.: De Gulden Passer, XXVI (1948) 1-28 en: Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde, 1 (1975) 79-116. maar omtrent de Noordnederlandse binders is nauwelijks iets bekend. Slechts enkele publicaties hebben in de loop der jaren de aandacht gevestigd op boekbanden uit de Noordelijke Nederlanden. Willen we ooit tot een synthese komen, dan moet eerst deze achterstand worden ingelopen. Daartoe dient een groot aantal banden bekeken en beschreven worden. Dit laatste het liefst zo uitvoerig mogelijk met zowel gegevens over de decoratie, als over de bindtechniek en als het kan met een afbeelding van de band of van de gebruikte stempels. Daarnaast kan bestudering van archiefmateriaal gegevens opleveren omtrent boekbinders en stempelsnijders. Bijlage I geeft een korte beschrijving van de eerder genoemde negen blindstempelbanden van het Zutphens gemeentearchief. De bijlagen II en III geven een overzicht van de op die banden gebruikte stempels. Hieronder volgt het resultaat van een kort onderzoek naar de herkomst van de banden.
Bestudering van de stempels levert al meteen interessante gegevens op. Op de band van handschrift 1 komen de rolstempels I en II voor, op de banden van handschrift 2 en 12 de rolstempels III en IV, terwijl op de band van handschrift 6 de rolstempels I en IV te zien zijn. Deze banden zouden wel eens uit dezelfde binderij afkomstig kunnen zijn. Zoekend in de schaarse literatuur over Noordnederlandse blindstempelbanden, stuiten we op een artikel van E.R. Kluyver over rolstempels met afbeeldingen van dieren.E.R. Kluyver, "Rolstempels met afbeeldingen van dieren", Het Boek, XVIII (1929) 133-135. Daar treffen we een afbeelding van rolstempel III aan, met de mededeling dat dit stempel te vinden is op een band, bewaard in de Stads- of Athenaeumbibliotheek te Deventer, waarin drie werken zijn samengebonden, een incunabel en twee postincunabelen.Athenaeumbibliotheek Deventer, no. 110 E 7, bevattende: 1) Speculum spiritalis revelationum factarum sacris virginibus Mechtildis ac Gertrudis, Leipzig, 1510, 2) Conrardus de Wimpina, Tractatus utiles, Leipzig, ca. 1495, en 3) Vita divi Ludgeri Mimigardevordensis, Keulen, 1515. De benaming incunabel of wiegedruk wordt gebruikt voor de oudste voortbrengselen van de boekdrukkunst, namelijk boeken die vóór 1501 zijn gedrukt. Boeken uit de periode 1501-1540 noemt men meestal postincunabelen. Volgens Kluyver werd deze band vervaardigd in het Heer Florenshuis te Deventer.Kluyver, "Rolstempels", 134.

Het Heer Florenshuis was een van de eerste gemeenschappelijke verblijven van de Broeders van het Gemene Leven, volgelingen van de boeteprediker Geert Groote. Het huis is genoemd naar Florens Radewijns, vriend en bewonderaar van Geert Groote, die in de hoedanigheid van vicaris of bedienaar van het Sint Paulusaltaar in de Grote of Lebuinuskerk te Deventer over een huis in de Engestraat kon beschikken en dit voor de broeders openstelde. Na de dood van Geert Groote in 1384, werd hij de eerste rector van de gemeenschap.C. van der Wansem, Het ontstaan en de geschiedenis van de Broederschap van het Gemene Leven tot 1400, Leuven 1958, 51-74. Zowel Geert Groote als Florens Radewijns waren boekenverzamelaars en ze wisten de liefde voor boeken, die toen nog geschreven werden, over te brengen op hun volgelingen. Zo werd het afschrijven en inbinden van boeken een van de voornaamste bezigheden van de fraters van Deventer. Een groot deel van deze arbeid gebeurde op bestelling, zoals het vervaardigen van liturgieboeken voor parochiekerken, maar er werden ook boeken voor eigen gebruik geschreven en door aankopen of schenkingen kwamen de fraters ook in het bezit van gedrukte werken. Een groot aantal boeken uit de huisbibliotheek van het Heer Florenshuis berust nu in de Athenaeumbibliotheek te Deventer.A.C.F. Koch, Zwarte kunst in de Bisschopstraat. Boek en druk te Deventer in de 15de eeuw, Zutphen 1977, 26-35.

Kluyver schreef de verzamelband niet zomaar toe aan het Heer Florenshuis, maar baseerde dit op de resultaten van een onderzoek van M.E. Kronenberg.Kluyver, "Rolstempels", 134. Mevrouw Kronenberg publiceerde in 1917 een uitstekende catalogus van incunabelen van de Athenaeumbibliotheek en verwerkte daarin gegevens over de boekbanden, een zeer prijzenswaardig initiatief, dat helaas te weinig navolging vond.M.E, Kronenberg, Catalogus van de incunabelen in de Athenaeumbibliotheek te Deventer, Deventer 1917. Ze beschreef niet alleen elke band afzonderlijk, maar stelde ook een overzicht samen van stempels, gebruikt op banden van incunabelen uit het Heer Florenshuis, dat hier is opgenomen als bijlage IV. Op dit overzicht herkennen we temidden van een aantal kleine losse stempeltjes de vier rolstempels van de banden van handschrift 1, 2, 6 en 12, alsook de stempels 5 en 6, die voorkomen op de band van handschrift 1.Stempels g en f van bijlage IV. Stempel g is wat moeilijk te herkennen, omdat die is genomen van een zeer afgesleten band. Uit de catalogus van Kronenberg blijkt, dat er onder de meer dan tweehonderd incunabelen van het Heer Florenshuis slechts drie te vinden zijn met een band, waarop enkele van de vier genoemde rolstempels voorkomen. Alle andere banden vertonen een eenvoudig stempelpatroon, bestaande uit een rechthoekig lijnenpatroon met daarin een aantal gekruiste lijnen, soms opgesierd met afbeeldingen van kleine losse stempeltjes. Volgens Kronenberg is de band met uitsluitend lijnenversiering de meest algemene decoratie van de oudste incunabelbanden en werd deze versiering in het Heer Florenshuis tot omstreeks 1490 toegepast. Daarna werd ditzelfde bandentype nog wel vervaardigd, maar nu met toevoeging van losse stempeltjes, die steeds groter werden en steeds vaker werden toegepast. Tenslotte kwamen in de zestiende eeuw de rolstempels in het fraterhuis in gebruik.Kronenberg, Catalogus, XVI.

Van de drie incunabelen met rolstempelbanden die te Deventer berusten, zijn er twee met postincunabelen samengebonden, die in 1515 en 1513 zijn gedrukt en dus pas daarna gebonden kunnen zijn.Athenaeumbibliotheek Deventer, no. 110 E 7 (zie noot 6) en no. 111 E 13, bevattende: 1)  Eusebius Caesariensis, Chronicon, id est temporum breviarum a B. Hieronymo latinum factum, et ab eo, Prospero Brittanico et Matthaeo Palmerio continuatum, Venetië, 1483, 2) Chronica ab anno 1482 ad 1513 (handschrift op papier, een voortzetting van de kroniek tot 1513), en 3) Sigebertus Gemblacensis, Chronicon ab anno 381 ad 1113 cum insertionibus ex historia Galfridi et additionibus Roberti abb, Montis centum et tres sequentes annos complectentibus, Parijs, 1513. Beide banden hebben een stempelpatroon dat grote overeenkomst vertoont met dat van de banden van handschrift 2, 6 en 12. Het derde incunabel met rolstempelband is echter niet met andere werken samengebonden.Athenaeumbibliotheek Deventer, no. 111 A 3: Plotinus, Opera a Marsilio Ficino latine reddita, Florence, 1492. Het werd gedrukt in 1492 en heeft een zeer merkwaardig stempelpatroon, bestaande uit een rechthoekig kader, gevormd door rolstempel II, met daarin een ruitvormig lijnenpatroon, gevormd door rolstempel I, waarin afbeeldingen van de stempels 5 en 6 te zien zijn. De rolstempels zijn gebruikt op de plaats waar men meestal blinddruklijnen aantreft. Het geheel doet sterk denken aan het stempelpatroon van de band van handschrift 1. Betekent dit dat banden waarop zowel rolstempels als ruitvormige patronen voorkomen moeten worden gedateerd rond 1500, als overgangstype tussen banden met enkel lijnenpatronen en losse stempels en banden met enkel rolstempels? Bestudering van een aantal postincunabelen in de Athenaeumbibliotheek bevestigt dit vermoeden. Dergelijke banden komen voornamelijk voor om boeken die gedrukt zijn in de periode 1500-1535, terwijl banden met enkel rolstempels te vinden zijn om werken die pas in 1515 of later zijn gedrukt. Bovendien blijkt dat na 1500 een aantal nieuwe losse stempels in het Heer Florenshuis werden gebruikt. Bijlage V geeft een overzicht van nog onbekende stempels die in combinatie met de reeds bekende rolstempels I t/m IV op postincunabelen van het Heer Florenshuis werden aangetroffen. Het overzicht is niet uitputtend, omdat niet alle postincunabelen konden worden bestudeerd.

Het stempeloverzicht van bijlage V geeft aan, dat ook de stempels 1 t/m 4 en 7, die voorkomen op de band van handschrift 1, in het Heer Florenshuis werden gebruikt. Het is dus vrijwel zeker, dat de banden om de in Zutphen en Warnsveld gebruikte handschriften 1, 2, 6 en 12 in het Heer Florenshuis te Deventer werden vervaardigd. Dit is eigenlijk niet zo verwonderlijk. In de periode 1561-1563 werd te Zutphen naast de Sint Walburgiskerk een bibliotheek gebouwd, de beroemde en nog geheel in oorspronkelijke stijl bewaarde Librije te Zutphen. De bibliotheek moest plaats bieden aan het boekenbezit van het kapittel van de Sint Walburgiskerk, maar zou daarnaast ook een functie krijgen als stadsbibliotheek. Daarom kochten de kerkmeesters tijdens en na de bouw een groot aantal nieuwe boeken over alle mogelijke onderwerpen. Kerkmeester Herman Berner hield in zijn rekeningen zorgvuldig bij waar en wanneer hij bepaalde boeken kocht en liet binden. Zo weten we dat hij in de periode 1561-1564 een aantal boeken liet binden in het Heer Florenshuis te Deventer.K.O. Meinsma, Middeleeuwsche bibliotheken, Amsterdam 1902, 224. Enkele van deze werken zijn nu nog in de Librije te vinden. Waarschijnlijk behoorden de kapittelheren van de Sint Walburgiskerk ook tot de opdrachtgevers van de fraters van Deventer, want de Librije te Zutphen bezit ook incunabelen en postincunabelen met banden van het Heer Florenshuis. Onder de postincunabelen is er één met vrijwel dezelfde stempels en hetzelfde stempelpatroon als op de band om handschrift 1. Het betreft een werk gedrukt in 1524.K.O. Meinsma, De librije der St. Walburgskerk te Zutphen, Zutphen 1903, no. 428: Flavius Josephus, Opera, Ruffino Presbytero interpr., Keulen, 1524. Hieruit kunnen we concluderen, dat de band om handschrift 1 waarschijnlijk rond 1525 werd vervaardigd.

Betreffende de datering van de banden om handschrift 2, 6 en 12, kunnen we stellen, dat ze in ieder geval na 1515 werden gemaakt. De handschriften 6 en 12 bezitten aantekeningen op de schutbladen, die nadere datering mogelijk maken. Handschrift 6 bevat twee korte aantekeningen waaruit blijkt dat de band in 1517 en 1586 is gerepareerd. De enige reparatie waarvan nu nog iets te zien is, is de bedekking van de rug met grijs zeemleer. Dit soort ruggen treft men vaak aan bij vijftiende en zestiende-eeuwse banden. Het is een soort noodverband om de rug, die het meeste van slijtage te lijden had, bijeen te houden. Het grijze zeemleer is meestal door middel van koperen strips op de platten bevestigd. Uit het gebruik van dit koperbeslag valt op te maken, dat deze reparatie van de rug reeds kort na het ontstaan van de band is uitgevoerd.[*] Vermoedelijk is handschrift 6 in 1517 herbonden, waarbij de huidige band werd aangebracht, waarna het in 1586 nodig was om de rug van die band te herstellen. Handschrift 12 bevat op het eerste schutblad een aantekening, waarin wordt vermeld, dat Herman Buyshuyser, afkomstig uit Venray en vicaris van het Sint Barbara-altaar van de Sint Walburgiskerk te Zutphen, het vervaardigen van het handschrift heeft bekostigd en dat hij in 1537 stierf. Dit zou erop kunnen wijzen, dat het handschrift vóór dat jaartal is geschreven en ingebonden.

figuur 2: foto (van het Regionaal Archief Zutphen) van de band van handschrift 12 (Mortuarium vicarissen Walburgiskerk).

figuur 2: foto (van het Regionaal Archief Zutphen) van de band van handschrift 12 (Mortuarium vicarissen Walburgiskerk).

Het lijkt een zeer gewaagde onderneming, de banden van handschrift 4, 5, 7 en 9 eveneens toe te schrijven aan het Heer Florenshuis. Toch zijn er gegevens die in die richting wijzen. Deze gegevens zijn dit keer niet verkregen door stempelvergelijking, maar door het bestuderen van de gebruikte bindtechnieken.De banden van handschrift 4 en 5 horen ongetwijfeld bij elkaar. Ze hebben dezelfde grote afmetingen en hetzelfde aantal ribben. De platten van beide banden zijn buitengewoon dik en meer afgerond dan afgeschuind. Van de oorspronkelijke band van handschrift 4 is weinig meer over. De rug is bedekt met grijs zeemleer, een maatregel die waarschijnlijk al in de vijftiende of zestiende eeuw noodzakelijk werd geacht. Aan de kop, de bovenkant van de rug, is nog het originele donkerbruine leer te zien. De platten zijn bekleed met zeer dun lichtbruin leer, dat over het originele leer is vastgelijmd. Deze nieuwe bekleding is aan de binnenkant van de platten op een moderne manier ingeslagen, waaruit blijkt, dat deze reparatie zeer recent, misschien in de vorige eeuw, werd uitgevoerd. Vermoedelijk werden toen ook de nieuwe sloten of wat daarvoor moet doorgaan en de buitenissige bevestigingen van de nu verdwenen klampen aangebracht. Soortgelijke klampbevestigingen treffen we trouwens op meer banden aan, waaruit valt op te maken, dat ze of allemaal in het bezit zijn geweest van dezelfde boekenverzamelaar, of allemaal te lijden hebben gehad van dezelfde restaurateur.

Als we willen weten hoe de band van handschrift 4 er oorspronkelijk uitzag, dan kunnen we beter de band van handschrift 5 bekijken. Deze band is weliswaar ook met nieuw leer beplakt, maar er valt hier toch een groot deel van het originele leer te zien. Bij nadere bestudering kunnen direct enkele dingen worden opgemerkt. Op de eerste plaats zijn de sloten niet origineel. Blijkens afdrukken in het leer hebben er eerder op die plaats bredere, waaiervormige sloten gezeten. Misschien wel de fraaie met bladmotieven bewerkte koperen sloten, die sommige banden uit het Heer Florenshuis sieren, zoals de band van handschrift 12. Op de tweede plaats valt op dat de stempels en het stempelpatroon zekere overeenkomsten vertonen met soortgelijke banden van het Heer Florenshuis. De grote ornamentele stempels 11 t/m 13 kunnen wegens gebrek aan vergelijkingsmateriaal nog niet aan een bepaalde binderij worden toegeschreven, maar het is goed mogelijk, dat ze in het Heer Florenshuis naast de stempels 1 t/m 3 werden gebruikt. Voor de kleine bloemvormige stempeltjes 14 en 15, die te vinden zijn in de snijpunten van de gekruiste blinddruklijnen, geldt eigenlijk hetzelfde. Ze lijken erg veel op een aantal kleine stempeltjes, die ook op de incunabelbanden uit het Heer Florenshuis voorkomen en daarop soms op dezelfde manier zijn toegepast.
Het meest doorslaggevende argument voor toeschrijving van deze banden aan het Heer Florenshuis, vormt de manier waarop het originele leer is ingeslagen. Tijdens het onderzoek naar de herkomst van de negen hier behandelde blindstempelbanden, werd een groot aantal andere blindstempelbanden bekeken en bestudeerd. Op een gegeven moment viel het op, dat het inslaan van het leer aan de binnenkant van de hoeken der platten op verschillende manieren werd uitgevoerd. Naast de meest gebruikelijke leerinslag, waarbij het leer één keer werd ingesneden en vervolgens werd omgeslagen en vastgelijmd, zoals op tekening A is te zien, kwamen er ook enkele zeer bijzondere leerinslagen voor, die steeds door een bepaalde binderij schenen te worden toegepast. Ter controle werden in een aantal gevallen de stempels vergeleken en zo’n afwijkende leerinslag bleek een vrij nauwkeurig oriënteringspunt te zijn bij het zoeken naar banden van een bepaalde binderij. Natuurlijk kan een dergelijke leerinslag alleen nut opleveren, wanneer er al een aantal andere gegevens over een bepaalde binderij bekend zijn, maar het is de moeite waard er voortaan bij het beschrijven van banden aandacht aan te schenken. In de binderij van het Heer Florenshuis te Deventer werd naast de gebruikelijke leerinslag ook vaak een aparte leerinslag toegepast, die bestond uit twee forse inkepingen in het leer, waarna het geheel werd omgeslagen en vastgelijmd of gespijkerd, zoals de tekening B laat zien. Tijdens het onderzoek werd deze zelfde leerinslag bij een groot aantal banden aangetroffen. Daarbij werden geen banden ontdekt, waarvan kon worden aangetoond, dat ze niet in het Heer Florenshuis waren vervaardigd. In slechts twee gevallen kon niet met zekerheid worden vastgesteld of de betreffende band in het Heer Florenshuis tot stand gekomen was. Als we aannemen, dat de banden van handschrift 4 en 5 inderdaad in het fraterhuis te Deventer werden vervaardigd, dan moeten ze in ieder geval vóór de invoering van de rolstempels worden gedateerd, vermoedelijk in de periode 1490-1500.

figuur 3: twee verschillende soorten leerinslagen.

figuur 3: twee verschillende soorten leerinslagen.

Over de banden van handschrift 7 en 9 kunnen we kort zijn. De band van handschrift 7 is voor een groot deel bedekt met nieuw leer. Een aantekening op het schutblad voorin leert ons, dat deze herstelling werd uitgevoerd in het jaar 1539 in de binderij van het Heer Florenshuis te Deventer. Het originele leer vertoont de voor het Heer Florenshuis karakteristieke leerinslag en vermoedelijk was deze band dus ook oorspronkelijk afkomstig uit het Deventer fraterhuis. Als het stempelpatroon op het nieuwe leer een goede indruk van de decoratie van het originele leer zou geven, dan zouden we hier te maken hebben met een zeer oude band, van vóór 1490. De platten van de band zijn echter nogal dun, hetgeen bijna nooit voorkomt bij banden uit die periode, dus moeten we aannemen, dat er op het originele leer stempels voorkomen, die niet op het nieuwe leer werden overgenomen, Zoals ook het geval bij de banden van handschrift 4 en 5, en dat de band recenter moet worden gedateerd, misschien in de periode 1500-1535. De band van handschrift 9 bevindt zich nog helemaal in de oorspronkelijke staat. Uit het gebruik van dikke houten borden en de toepassing van een eenvoudige lijnenversiering, moeten we concluderen, dat deze band in ieder geval wel vóór 1490 moet zijn gemaakt.En niet in de vorige eeuw, zoals H.J. Leloux beweert in een artikel over dit gebedenboekje. H.J. Leloux, "Een laatmiddeleeuws Zutphens manuscript met gebeden en overwegingen naar aanleiding van sterven en dood", Ons Geestelijk Erf, LI (1977), 28-37, 30. Dit eenvoudige bandje kan in principe in elke willekeurige binderij zijn vervaardigd, alleen de leerinslag wijst in de richting van het Heer Florenshuis te Deventer.

Nu rest nog de band van handschrift 3. Ook deze band is vrijwel in oorspronkelijke staat bewaard gebleven. Alleen de rug is gerestaureerd en er zijn nieuwe klampen aangebracht. Bij deze reparaties is zoveel mogelijk rekening gehouden met de originele constructie van de band, zodat ze vermoedelijk zeer recent zijn uitgevoerd. De decoratiestijl van deze band is anders dan die van de overige hier besproken banden. De band is zeer druk bestempeld en vertoont naast een ornamenteel rolstempel, een rolstempel met menselijke figuren, de muzen Thalia, Euterpe, Terpsichore en Calliope.Een soortgelijk rolstempel, maar met het jaartal 1549 en het monogram NP, kan men vinden bij: A. Hulshof en M.J. Schretlen, De kunst der oude boekbinders, Utrecht 1921, plaat XXIII. Geen enkel detail wijst in de richting van het fraterhuis te Deventer of een andere kloosterbinderij. De stijl van de band doet vermoeden, dat we hier te maken hebben met een particuliere boekbinder. De vraag is alleen: wie? Eerder in deze bijdrage werd opgemerkt, dat enkele hier besproken banden overeenkomsten vertonen met banden van boeken, die nu nog in de Librije te Zutphen worden bewaard. Misschien vinden we daar de binder van de band van handschrift 3.

In de periode 1561-1564 lieten de kerkmeesters van de Sint Walburgiskerk een aantal boeken binden in het Deventer fraterhuis, maar ook de boekbinder Vincent Russenberg, Russenborch of van Ruyssenbarch, woonachtig ‘in die Ribbe in de Paepenstraete’ te Deventer, werd door hen vaak aan het werk gezet.Meinsma, Middeleeuwsche bibliotheken, 224. De rekeningen van kerkmeester Herman Berner vertellen ons nauwkeurig welke boeken door de fraters werden gebonden en welke door Vincent Russenberg. Enkele van deze boeken bevinden zich nu nog in de Librije te Zutphen en onderzoek ter plaatse, welwillend toegestaan door het kerkbestuur van de Nederlands Hervormde Gemeente te Zutphen, bevestigde het vermoeden dat de band van handschrift 3 het werk is van Vincent Russenberg. Zowel het stempelpatroon van de band van handschrift 3, als de daarop voorkomende stempels werden aangetroffen op banden die volgens de aantekeningen van Herman Berner tot het werk van Vincent Russenberg gerekend moeten worden. Zo schreef hij bijvoorbeeld in 1562:

‘den 15de dach novembris gegeven vincent russenberch van dat hie haymone super psalmos ende thaulerus tsamen gebonden hadde is 23 stuivers myt dat wederbrenge’.Regionaal Archief Zutphen, Inventaris van het archief van de Kerkvoogdij van de Hervormde Gemeente te Zutphen (1059-1979), nummer toegang 0062, inventarisnummer 277, 1562, f. 126v (zie scan).

Het betreft hier:

  • Haymo, olim episc. Halberstatt, Pia, brevis ac dilucida in omnes psalmos esplanatio, etc. Erasmo edit, Friburgi Brisg, Joan Faber Emmeus, 1533.

en:

  • Joannes Thauler, Tam de tempore quam de Sanctis Homiliae, Coloniae, haered. Joan Quentel, 1553.

Deze werkenMeinsma, De librije, no. 153 en 179. zijn samengebonden in één band, waarop onder andere een afbeelding van de rolstempel met de muzen voorkomt, in een stempelpatroon, dat sterk doet denken aan dat van de band van handschrift 3. In 1564 maakte Herman Berner de volgende aantekening:

'op Sondach vocem iocunditatis [de vijfde zondag na Pasen, 7 mei in 1564] gegeven vincent van russenborch van twe boicke to binden te wetten opera basilii magni ende commentarium super omnes psalmos ende opera Divi Athanasii episcopi noch haymo super omnes Epistolas et Diadema Smarragdi abbatis. tsamen 21 stuivers ende 12 plack die die knecht krech die sie my brachte’.NL-ZuRAZ, Kerkvoogdij Hervormde Gemeente te Zutphen, 0062, inv.nr. 277, 1564, f 209v (zie scan).

Van deze twee banden waarin vijf werken werden samengebonden, is er een nog aanwezig in de Librije te Zutphen, bevattende:

  • Basilius Magnus, Caes. epic, Opera latine, Coloniae, Euch Cervicornus, 1522.
  • Hieronymus Varlenius, Commentarium libri tres in omnes Psalmos Davidicos, Lovanii, Ant. Maria Bergagne, 1557.
  • Athanasius, Archiep. Alexandr, Opera omnia, Coloniae, Melch. Novesianus, 1548.

De band waarin deze werkenMeinsma, De librije, no. 106, 323 en 97. zijn samengebonden, heeft een ander stempelpatroon, dan de band van handschrift 3, maar ook op deze band is een afbeelding van de rolstempel met de muzen te vinden. Aan de hand van de aantekeningen van Herman Berner konden zes door Vincent Russenberg vervaardigde banden in de Librije worden opgespoord.Ibidem, no. 97, 106, 124, 147, 153, 179, 323, 413 en 415 (zoals we al zagen, werden no. 97, 106 en 323, en no. 153 en 179 in één band samengebonden).[**] Russenberg gebruikte steeds de gebruikelijke leerinslag en vaak treffen we op zijn banden de sloten van de band van handschrift 3 aan. Hij had een duidelijke voorliefde voor twee stempelpatronen. Het ene is het stempelpatroon van de band van handschrift 3, het andere is op bijgaande tekening weergegeven.Dit stempelpatroon trof Kronenberg ook aan op banden uit de bibliotheek van Johannes Phoconius, in de zestiende eeuw pastoor van de Mariakerk te Deventer. Pastoor Phoconius stierf in 1560 en zijn boeken werden door de magistraat van Deventer aangekocht en vormden de basiscollectie van de Stads- of Athenaeumbibliotheek, waar de werken nu nog bewaard worden. Zeer waarschijnlijk liet pastoor Phoconius een aantal boeken binden bij Vincent Russenberg, te meer daar hij ook in de Papenstraat te Deventer woonde. Zie: M.E. Kronenberg, "Pastoor Johannes Phoconius (Zwolle + 1527-Deventer 1560) en zijn bibliotheek", Het Boek, III (1914), 345-351, 374-383 en 454-469; M.E. Kronenberg, "Iets over zestiende-eeuwsche boekbanden", Het Boek, IV(1915), 5-18. [***]

figuur 4: een stempelpatroon gebruikt door Vincent Russenberg.

figuur 4: een stempelpatroon gebruikt door Vincent Russenberg.

De bijlagen VI en VII geven een overzicht van de stempels die voorkomen op de zes door hem vervaardigde banden in de Librije te Zutphen. Bijlage VI laat een afbeelding van een rolstempel zien, waarop portretten van Johannes Hus, Maarten Luther, Desiderius Erasmus en Philippus Melanchton te herkennen zijn.De onderschriften luiden: IOHA.HVS ; D-MAR’LV ; ERAS.RO ; PHILI.MEL. Dit stempel werd ook door Meinsma opgemerkt. Meinsma, Middeleeuwsche bibliotheken, 228. Dit geeft een goede kijk op de ideeën en sympathieën van Vincent Russenberg.Nog een argument om te veronderstellen, dat er contact bestond tussen Vincent Russenberg en Johannes Phoconius. De pastoor was ook voorstander van de Reformatie (zie noot 26). Het stempel bevat naast de genoemde figuren, de initialen B.O., E.M., A.D., A.M., het jaartal 1561 en het monogram NP. Haebler heeft aangetoond, dat monogrammen op rol- en plaatstempels meestal de naam van de stempelsnijder aanduiden en initialen de namen van de boekbinders, waarvoor de stempels werden vervaardigd.K. Haebler, Rollen- und Plattenstempel des XVI. Jahrhunderts, 2 din, Leipzig 1928-1929, I, 4-5. Het op bijlage VI weergegeven stempel wordt door Haebler niet besproken, maar zijn uitvoerige werk bevat wel gegevens over het monogram en enkele initialen. Achter het monogram NP gaat een zeer productieve, vermoedelijk uit het Duitse rijk afkomstige, stempelsnijder schuil, die in de jaren 1550-1564 voor talrijke Duitse, maar ook Noordnederlandse boekbinders werkzaam was.Ibidem, 337-356. Betreffende de initialen geeft Haebler alleen gegevens omtrent de letters AM. Dit is volgens hem de boekbinder Adam Müller uit Wittenberg, zoon van Nicolaus Müller, eveneens als boekbinder te Wittenberg werkzaam.Ibidem, 277. Adam Müller stierf in 1596. Haebler vermeldt een aantal stempels, die door Adam Müller zouden zijn gebruikt en daaronder is er een, waarop naast de letters A.M. ook de initialen E.M. voorkomen.Ibidem, 275.

Een aantekening in Arnold Monnen’s ‘Korte Chronyke der Stadt Deventer’, bevestigt onze vermoedens omtrent de reformatorische gezindheid van Vincent Russenberg. Onder het jaartal 1564 staat vermeld:

'In augustus heeft een Vries, genaemt Nette, of anders de kleene man, te Deventer gepredikt in het huis van Sent Russenberg, eenen boekbinder in de Papenstraete: waerom by plakkaet van den 27 der zelve maent hondert heeren ponden op ieder van hen gezet zyn, ook te verbeuren by elk die hen huisde of herbergde’.A. Moonen, Korte Chronyke der Stadt Deventer, Deventer 1714.

Ongetwijfeld had de boekbinder een tip gekregen en was hij in augustus 1564 de stad reeds ontvlucht. Kort onderzoek in het gemeentearchief te Deventer bracht nog enkele gegevens aan het licht omtrent de boekbinder uit de Papenstraat. In februari 1564 werd hij voor de schepenen gedaagd, omdat hij zijn huishuur niet had betaald. Bij deze gelegenheid vertelde een getuige, dat Russenberg al vier jaar in het huis in de Papenstraat woonde.NL-DvCO, Collectie Overijssel locatie Deventer, ID 0722, Rechterlijk archief Deventer, 1423-1811, inv.nr. 6g, 5 februari 1564, f. 276 (zie scan). Een jaar tevoren was hij ook al met het gerecht in aanraking gekomen, vanwege een ruzie met zijn zuster. Ook hier is het verhaal op zich niet interessant, maar het bevat wel een belangrijk gegeven, namelijk het feit dat Vincent Russenberg zich vóór zijn verblijf in Deventer te Emmerik in het land van Kleef ophield.Men noemt hem namelijk: Vincent Rousselberch van Emberich. NL-DvCO, ID 0722, inv.nr. 6g, 26 april 1563, f. 199 (zie scan).
Uit al deze gegevens kunnen we het een en ander reconstrueren. Vermoedelijk was Vincent Russenberg afkomstig uit het Duitse rijk, misschien wel uit de omgeving van Wittenberg. Hij was waarschijnlijk een aanhanger van Luther en verbleef vóór 1558Het jaartal 1558 komt voor op een band van Johannes Phoconius, waarvan hier is aangetoond dat die door Russenberg vervaardigd moet zijn. Kronenberg, "lets over zestiende-eeuwsche boekbanden", 9. te Emmerik in het land van Kleef. In de periode 1558-1564 woonde hij te Deventer, waar hij zijn huis openstelde voor gereformeerde predikanten en contacten onderhield met de reformatorisch-gezinde pastoor van de Mariakerk, Johannes Phoconius. In 1564 moest hij die stad verlaten. Dit betekent, dat de band van handschrift 3 in de periode 1558-1564 werd vervaardigd.

Wim van Dongen

Correcties

[*] Later is opgemerkt dat dit soort rugbekleding veelal geen herstelling of reparatie betreft, maar dat het zeemleer vaak al meteen bij het binden van boeken werd aangebracht als extra bescherming, bijvoorbeeld tegen vocht. Want middeleeuwse boeken werden meestal met de rug naar de muur toegekeerd opgesteld. Zie: A.J. Geurts, "Middeleeuwse boeken uit Zutphen. Addenda en corrigenda", in: A.J. Geurts (red.), Middeleeuwse boeken en teksten uit Oost-Nederland, Nijmegen 1984, 81-91, 87.
Deze theorie is inmiddels weersproken, zie: Constant Lem, "De zeemleren beschermrug om zestiende- en zeventiende-eeuwse boeken in de Nederlanden", in: Elly Cockx-Indestege, André Geurts en Jos M.M. Hermans (ed.), Door banden verbonden. Bundel ter herinnering aan het afscheid van dr Jan Storm van Leeuwen van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, Amsterdam 2007, 91-109.
Aantekeningen in de rekeningen van de kerkmeesters van de Sint Walburgiskerk te Zutphen betreffende uitgaven voor de Librije, suggereren dat het aanbrengen van een zeemleren rug niet altijd meteen bij het binden van een boek gebeurde en misschien dus toch ook wel als een soort reparatie of extra bescherming tegen slijtage (de theorie van Constant Lem) kan worden beschouwd: "Den darthienden Junii [1573] gegeven pater Simon van eyn boick enen rugge t’maicken van seems ende myt caper te beslain, noch eyn nije clampe gemaict ende noch enen bibbel in’t Hebreen die hoicke myt caper te beslain, valent tsamen 20 stuiver Brabantz" (NL-ZuRAZ, Kerkvoogdij Hervormde Gemeente te Zutphen, 0062, inv.nr. 285, 1573, f. 153) en: "Prima Martii [1575] pater Simon betaelt van dat hie Hebraica Biblia met seemsleeder omtagen ende aen meer andere buecke gerepareert ende ketenen aen gemaeckt, 25 stuiver Brabants" (NL-ZuRAZ, Kerkvoogdij Hervormde Gemeente te Zutphen, 0062, inv.nr. 292, 1575, f. 36. Deze Hebreeuwse bijbel was in 1574 aangekocht door kerkmeester Derck van Thyll, zie: A.D. Renting en J.T.C. Renting-Kuijpers m.m.v. Jos. M.M. Hermans, Catalogus Librije Zutphen. De Kettingbibliotheek van de Walburgiskerk, Groningen 2008, no. 96, p. 162.).

[**] Later zal blijken dat de nummers 124 en 147 niet door Vincent Russenberg, maar door de Fraters van Deventer uit het Heer Florenshuis werden gebonden (zie: W. van Dongen, "Boekbanden uit de Librije te Zutphen", in: A.J. Geurt (red.), Middeleeuwse boeken en teksten uit Oost-Nederland, Nijmegen 1984, 137-212, 141-143).

[***] Later zal blijken dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat Vincent Russenberg ook banden voor Johannes Phoconius heeft gebonden (zie: W. van Dongen, "Boekbanden uit de Librije te Zutphen", in: A.J. Geurt (red.), Middeleeuwse boeken en teksten uit Oost-Nederland, Nijmegen 1984, 137-212, 154-155).

[****] Voor de correcte en meer up-to-date overzichten van de stempels gebruikt door de Fraters van Deventer en Vincent Russenberg, zie de bijlagen I en II van: W. van Dongen, "Boekbanden uit de Librije te Zutphen", in: A.J. Geurt (red.), Middeleeuwse boeken en teksten uit Oost-Nederland, Nijmegen 1984, 137-212, 193-199. Zie ook [***]

[naar boven]

 

Bijlage I

Korte beschrijving van de banden om de handschriften 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 9 en 12 uit het Gemeentearchief te Zutphen (GA Zutphen).

De nummers van de rolstempels corresponderen met de nummers van de bijlage II, de nummers van de enkelvormige stempels met die van bijlage III. Bij de weergave van de  stempelpatronen stellen de lijnen de blinddruklijnen voor en de zwarte vlakken de stempels.

GA Zutphen handschrift 1 - Antiphonarium kerk Warnsveld
Dit handschrift is thans inventarisnummer 693 van archiefnummer 3004 - Archief van de Hervormde Gemeente Warnsveld (1668-2004) van het Regionaal Archief Zutphen.

NL-ZuRAZ, Hervormde Gemeente Warnsveld, 3004, inv.nr. 693.

  • Gotische blindstempelband, donkerbruin leer over houten borden (afgeschuind, behalve de hoeken van de platten).
  • De band is versierd met de rolstempels I en II en de enkelvormige stempels 1 t/m 7 en heeft twee bewerkte koperen sloten en koperbeslag.
  • De rug, de klampen en de dekbladen zijn gerestaureerd.
  • Het kapitaaltje is niet bedekt door het rugleer.
  • Vier ribben, geaccentueerd door blinddruklijnen.
  • De perkamenten dekbladen zijn niet origineel.
  • Afmetingen: ± 20 x 29 cm.
  • Leerinslag: B (zie hierboven, figuur 3).
  • Stempelpatroon:

stempelpatroon van de band van handschrift 1.

 

GA Zutphen handschrift 2 - Antiphonarium Walburgiskerk
Dit handschrift is thans inventarisnummer 627 van archiefnummer 0325 - Archief van het kapittel van Sint Walburgis (1059-1606) van het Regionaal Archief Zutphen.

NL-ZuRAZ, Kapittel van Sint Walburgis, 0325, inv.nr. 627.

  • Gotische blindstempelband, donkerbruin leer over houten borden (afgeschuind, behalve de hoeken van de platten).
  • De band is versierd met de rolstempels III en IV en heeft een bewerkt koperen slot, waarvan de klamp is verdwenen, en koperbeslag.
  • De rug, het dekblad voorin en de bevestiging van de inmiddels verdwenen klamp zijn hersteld (de rug is bedekt met grijs zeemleer, bevestigd d.m.v. koperbeslag[*]; het dekblad voorin is van papier en de bevestiging van de klamp bestaat uit een dik stuk lichtbruin leer bevestigd met grote koperen bolkop spijkers).
  • Het kapitaaltje is door het rugleer bedekt.
  • Vier ribben.
  • Het papieren dekblad voorin is niet origineel, het perkamenten dekblad achterin wel.
  • Afmetingen: ± 19 x 27 cm.
  • Leerinslag: A (zie hierboven, figuur 3).
  • Stempelpatroon:

stempelpatroon van de band van handschrift 2.

 

GA Zupthen handschrift 3 - Missaal
Dit handschrift is thans inventarisnummer 761 van archiefnummer 0407 - Archief van het Oude en Nieuwe Gasthuis te Zutphen (1380-1841) van het Regionaal Archief Zutphen.

NL-ZuRAZ, Oude en Nieuwe Gasthuis Zutphen 1380-1841, 0407, inv.nr. 761.

  • Gotische blindstempelband, donkerbruin leer over houten borden (afgeschuind, behalve de hoeken van de platten).
  • De band is versierd met de rolstempels V en VI en de enkelvormige stempels 8, 9 en 10 en heeft twee bewerkte koperen sloten, geen koperbeslag.
  • De rug en de klampen zijn gerestaureerd.
  • Het kapitaaltje is door het rugleer bedekt.
  • Zes ribben, geaccentueerd door blinddruklijnen en afbeeldingen van stempel no. 8.
  • De perkamenten dekbladen zijn origineel.
  • Afmetingen: ± 27 x 35 cm.
  • Leerinslag: A (zie hierboven, figuur 3).
  • Stempelpatroon:

stempelpatroon van de band van handschrift 3.

 

GA Zutphen handschrift 4 - Vulgaat bijbel
Dit handschrift is thans onderdeel van de bibliotheek van Erfgoed Centrum Zutphen.

0273 Collectie Oude Werken Zutphen (1501-1900), OW 1969, deel 1.

  • Gotische blindstempelband, vermoedelijk donkerbruin leer over houten borden (afgeschuind, eigenlijk meer afgerond, behalve de hoeken van de platten).
  • De band is alleen versierd met blinddruklijnen en heeft geen originele sloten meer. Geen koperbeslag, wel sporen daarvan.
  • De rug, de bekleding van de platten, de sloen en de dekbladen zijn hersteld (de rug is bedekt met grijs zeemleer[*]; de platten zijn opnieuw beplakt met zeer dun lichtbruin leer; de sloten zijn in de zijkant van het voorplat gewerkte haken; de bevestiging van de inmiddels verdwenen klampen bestaat uit een dik stuk lichtbruin leer, bevestigd met grote koperen bolkop spijkers).
  • Het kapitaaltje is door het rugleer bedekt (origineel donkerbruin leer).
  • Zeven ribben.
  • De papieren dekbladen zijn niet origineel en de verbinding band - boekblok is verstevigd met groene stroken.
  • Afmetingen: ± 30 x 45 cm.
  • Leerinslag: niet origineel.
  • Stempelpatroon:

stempelpatroon van de band van handschrift 4.

 

GA Zutphen handschrift 5 - Vulgaat bijbel
Dit handschrift is thans onderdeel van de bibliotheek van Erfgoed Centrum Zutphen.

0273 Collectie Oude Werken Zutphen (1501-1900), OW 1970, deel 2.

  • Gotische blindstempelband, donkerbruin leer over houten borden (afgeschuind, eigenlijk meer afgerond, behalve de hoeken van de platten).
  • De band is versierd met blinddruklijnen en de stempels 11 t/m 15 en heeft twee bewerkte koperen sloten, waarvan de klampen verdwenen zijn. Geen koperbeslag, wel sporen daarvan.
  • De rug, de sloten, de bevestiging van de klampen en het dekblad voorin zijn hersteld (de rug is opnieuw beplakt met lichtbruin leer waarop de blinddruklijnen zijn doorgetrokken; de sloten zijn, getuige de afdrukken in het leer, niet origineel; de bevestiging van de klampen bestaat uit dik lichtbruin leer en grote bolkop spijkers).
  • Het kapitaaltje is tegelijk met het nieuwe rugleer aangebracht en is door dat leer bedekt.
  • Zeven ribben, geaccentueerd door blinddruklijnen (dubbele bindtouwen).
  • Het papieren dekblad voorin is niet origineel, het perkamenten dekblad achterin wel.
  • Afmetingen: ± 30 x 45 cm.
  • Leerinslag: B (zie hierboven, figuur 3).
  • Stempelpatroon:

stempelpatroon van de band van handschrift 5.

 

GA Zutphen handschrift 6 - Antiphonarium Walburgiskerk
Dit handschrift is thans inventarisnummer 626 van archiefnummer 0325 - Archief van het kapittel van Sint Walburgis (1059-1606) van het Regionaal Archief Zutphen.

NL-ZuRAZ, Kapittel van Sint Walburgis, 0325, inv.nr. 626.

  • Gotische blindstempelband, donkerbruin, bijna zwart, leer over houten borden (afgeschuind, behalve de hoeken van de platten).
  • De band is versierd met de rolstempels I en IV en heeft twee bewerkte koperen sloten en rijkelijk bewerkte koperen hoekplaten.
  • De rug is hersteld (de rug is bedekt met grijs zeemleer, bevestigd d.m.v. koperbeslag).[*]
  • Het kapitaaltje is door het rugleer bedekt.
  • Zes ribben.
  • De perkamenten dekbladen zijn origineel.
  • Afmetingen: ± 30 x 40 cm.
  • Leerinslag: A (zie hierboven, figuur 3).
  • Stempelpatroon:

stempelpatroon van de band van handschrift 6.

 

GA Zutphen handschrift 7 - Missaal
Dit handschrift is thans inventarisnummer 90 van archiefnummer 0465 - Archieven van de Vicarieën van de Sint Walburgiskerk (1302-1575) van het Regionaal Archief Zutphen.

NL-ZuRAZ, Vicarieën Sint Walburgiskerk, 0465, inv.nr. 90.

  • Gotische blindstempelband, donkerbruin leer over houten borden (enigszins afgeschuind; de platten zijn nogal dun).
  • De band is alleen versierd met blinddruklijnen en heeft twee bewerkte koperen sloten. Geen koperbeslag.
  • De rug en een groot deel van de platten is opnieuw beplakt met een lichtere kleur leer, waarop de blinddruklijnen zijn doorgetrokken).
  • Het kapitaaltje is tegelijk met het nieuwe rugleer aangebracht en is door dat leer bedekt.
  • Zes ribben, geaccentueerd door blinddruklijnen (dubbele bindtouwen).
  • De perkamenten dekbladen zijn origineel.
  • Afmetingen: ± 27 x 39 cm.
  • Leerinslag: B (zie hierboven, figuur 3).
  • Stempelpatroon:

stempelpatroon van de band van handschrift 7.

 

GA Zutphen handschrift 9 - Gebedenboekje
Dit handschrift is thans inventarisnummer 121 van archiefnummer 0407 - Archief van het Oude en Nieuwe Gasthuis te Zutphen (1380-1841) van het Regionaal Archief Zutphen.

NL-ZuRAZ, Oude en Nieuwe Gasthuis Zutphen 1380-1841, 0407, inv.nr. 121.

  • Gotische blindstempelband, donkerbruin leer over houten borden (afgerond).
  • De band is alleen versierd met blinddruklijnen en heeft twee onbewerkte koperen sloten, waarvan de klampen inmiddels verdwenen zijn. Geen koperbeslag.
  • Het kapitaaltje is door het rugleer bedekt.
  • Drie ribben, geaccentueerd door blinddruklijnen (bindstroken).
  • De perkamenten dekbladen zijn origineel.
  • Afmetingen: ± 13 x 18 cm.
  • Leerinslag: B (zie hierboven, figuur 3).
  • Stempelpatroon:

stempelpatroon van de band van handschrift 9.

 

GA Zutphen handschrift 12 - Mortuarium vicarissen Walburgiskerk
Dit handschrift is thans inventarisnummer 26 van archiefnummer 0463 - Archief van de Vicarissen van de Sint Walburgiskerk (1332-1587) van het Regionaal Archief Zutphen.

NL-ZuRAZ, Vicarissen Sint Walburgiskerk, 0463, inv.nr. 26.

  • Gotische blindstempelband, donkerbruin leer over houten borden (afgeschuind, behalve de hoeken van de platten).
  • De band is versierd met de rolstempels III en IV en heeft twee bewerkte koperen sloten, waarvan de klampen ontbreken, en koperbeslag.
  • De rug is hersteld (de rug is bedekt met grijs zeemleer, bevestigd d.m.v. koperbeslag).[*]
  • Het kapitaaltje is door het rugleer bedekt.
  • Vier ribben (bindstroken).
  • Afmetingen: ± 26 x 37 cm.
  • Leerinslag: A (zie hierboven, figuur 3).
  • Stempelpatroon:

stempelpatroon van de band van handschrift 12.

[naar boven]

 

Bijlage II

Rolstempels gebruikt op banden van de handschriften 1, 2, 3, 6 en 12 uit het Gemeentearchief / Regionaal Archief te Zutphen.

Bijlage II: rolstempels gebruikt op banden van de handschriften 1, 2, 3, 6 en 12 uit het Gemeentearchief / Regionaal Archief te Zutphen.

 

[naar boven]

 

Bijlage III

Losse stempels gebruikt op banden van de handschriften 1, 3 en 5 uit het Gemeentearchief / Regionaal Archief te Zutphen.

Bijlage III: losse stempels gebruikt op banden van de handschriften 1, 3 en 5 uit het Gemeentearchief / Regionaal Archief te Zutphen.

 

[naar boven]

 

Bijlage IV

Stempels gebruikt op incunabelbanden afkomstig uit het Heer Florenshuis te Deventer en bewaard in de Athenaeumbibliotheek aldaar. Uit: M.E. Kronenberg, Catalogus van de incunabelen in de Athenaeumbibliotheek te Deventer, Deventer 1917, XVIII.

Bijlage IV: stempels gebruikt op incunabelbanden afkomstig uit het Heer Florenshuis te Deventer en bewaard in de Athenaeumbibliotheek aldaar. Uit: M.E. Kronenberg, <em>Catalogus van de incunabelen in de Athenaeumbibliotheek te Deventer</em>, Deventer 1917, XVIII.

 

[naar boven]

 

Bijlage V

Stempels gebruikt op postincunabelbanden afkomstig uit het Heer Florenshuis te Deventer en bewaard in de Athenaeumbibliotheek aldaar. Voorlopig overzicht.[****]

Bijlage V: stempels gebruikt op postincunabelbanden afkomstig uit het Heer Florenshuis te Deventer en bewaard in de Athenaeumbibliotheek aldaar. Voorlopig overzicht.

 

[naar boven]

 

Bijlage VI

Stempels gebruikt door Vincent Russenberg op banden aanwezig in de Librije te Zutphen.[****]

Bijlage VI: stempels gebruikt door Vincent Russenberg op banden aanwezig in de Librije te Zutphen.

 

[naar boven]

 

Bijlage VII

Stempels gebruikt door Vincent Russenberg op banden aanwezig in de Librije te Zutphen.[****]

Bijlage VII: stempels gebruikt door Vincent Russenberg op banden aanwezig in de Librije te Zutphen.

 

[naar boven]